vijf kilometer om te schrijven
dat de overkant er ligt
en dus wel komt
dat het water diep is
en de grond zo stil
met af en toe een bultrug
verblind door de krill
er spoelen knuffels aan
met grote geefmijogen
het zout van mededogen
vreet aan het gezichtsvermogen
we rijzen en we dalen
op het ritme van de maan
met aan het einde van het tij
nat zand om op te staan
oude bommen en gezonken
specerijen tussen vis
in tijd die alles is
behalve gekromd
Een reactie achterlaten